Psalms 100

1) lofpsalm.

Deze titel staat voor geen psalm dan alleen voor dezen. Sommigen menen dat deze placht gezongen te worden bij het lofoffer, waarvan Lev. 7:12.

Le 7.12

2) Gij ganse

Dat is, al gij bewoners des aardrijks; doch versta onder dezen alleen de gelovige kinderen Gods.

3) HEERE.

Dat is, ter ere van God.

4) zijn aanschijn

Te weten, God, die zijne tegenwoordigheid boven de ark openbaarde.

5) heeft ons

Versta dit alzo, dat Hij ons geschapen heeft in Christus Jezus tot goede werken, waarin wij wandelen zouden, Ef. 2:10.

Eph 2.10

6) en niet wij)

Anders, en de zijnen zijn wij. De Hebr. tekst wordt verscheidenlijk gelezen.

7) tot zijne poorten

Te weten, tot de poorten zijns tempel.

8) lof, in

Aldus worden de lofoffers genoemd, 2 Kron. 29:31; Jer. 17:26.

2Ch 29.31 Jer 17.26

9) zijne voorhoven

Versta, de voorhoven des tempels, zie de aantekening bij 1 Kon. 6:36.

1Ki 6.36
10) getrouwheid

Of, waarheid; te weten in het voltrekken zijner belofte.

Copyright information for DutKant